Als je bij het isoleren van een vloer aan de onderzijde PIR-platen gebruikt, is het zaak dat er aan de bovenzijde van de dragende vloer geen dampremmende folie- of isolatielaag is aangebracht, of dat er dampdichte vloerbedekking ligt. PIR-platen zijn namelijk altijd (dubbelzijdig) voorzien van een dampremmende alu-cachering. Met aan zowel de boven- als onderzijde van een houten draagvloer een dampremmende laag sluit je het hout dampdicht op, wat hout- of bruinrot kan veroorzaken.
Wanneer het leefvertrek voorzien is van een dampdichte vloer of ondervloer, is het wellicht beter om voor het isoleren aan de onderzijde een dampopen product te kiezen, zeker als de kruipruimte vochtig is. Materialen als glaswol en steenwol zijn sterk dampopen, terwijl EPS en PUR relatief dampopen zijn.
De PIR platen worden, net als bij metselwerk, in een steeds verspringend verband aangebracht. Indien de betonvloer aan de onderzijde regelmatig is, kun je de platen eenvoudig bevestigen met montagekit. Wanneer plakken moeilijk wordt kun je ook gebruik maken van metalen schotelpennen (verzinkt, of rvs indien de omstandigheden onder vloer erg vochtig zijn). Deze zijn in verschillende lengten verkrijgbaar. Voor het aanbrengen van deze isolatieplaat pluggen heb je een boorhamer nodig om gaten te boren in het beton, door de plaat heen. Daarna sla je de pen die voorzien is van een schotelplaatje in het boorgat. Omdat PIR-platen heel stijf zijn, is één pen op iedere hoek van een plaat genoeg.
Let er bij het isoleren van de vloer aan de onderzijde wel goed op dat deze voldoende geventileerd blijft; het isolatiemateriaal mag de ventilatie-openingen in de kruipruimte niet blokkeren. Het ventileren van de kruipruimte is ondermeer van belang voor het afvoeren van het schadelijke radongas dat uit de bodem opstijgt. Indien er door de kruipruimte een gasleiding loopt is kruipruimteventilatie zelfs verplicht.