Hoe hoger de µd- of sd-waarde, hoe beter het materiaal in staat is damp tegen te houden. Er wordt gesproken van een dampremmende folie laag als de µd-waarde ligt tussen de 20 en 100 m. Bij hogere waardes (vanaf 100 m) kan worden gesproken van een dampscherm. Dat is genoeg om vocht in de lucht te keren. Pas bij oneindige µd-waardes is een materiaal echt volledig water- en dampdicht (b.v. glas).
Andersom geldt dat hoe lager de µd-waarde, hoe meer damp-open het materiaal is. Alle materialen die een µd-waarde hebben beneden de 20 m (µ-waarde vermenigvuldigd met de dikte van het materiaal in meters) dienen voorzien te worden van een dampremmende laag. In de praktijk komt dit er op neer dat er eigenlijk in alle gevallen gewerkt moet worden met een dampremmende laag.
Glaswol is bijzonder damp-open, net als steenwol. EPS en PIR zijn dat in lichte mate terwijl XPS al dampremmend kan zijn rond een dikte van 15 cm.
Veel isolatiematerialen zijn voorzien van een alulaag. Deze alulaag is ook vooral dampremmend bedoeld. De aluzijde wordt naar de te verwarmen ruimte gericht, dit om stralingswarmte te reflecteren. Omdat er bij het aanbrengen makkelijk naden ontstaan verdient het aanbeveling ook bij toepassing van isolatieproducten met een alulaag tocht ook nog een dampremmend scherm aan te brengen. U kunt de naden ook afplakken met alutape.